Wat je dichtbij haalt is lekkerder
Het was al langere tijd modieus om als restaurant eco en bio op je kaart te zetten. ‘Huisgemaakt’ was niet meer genoeg, ‘ambachtelijk’ wint terrein, evenals duurzaam. Maar daar is het niet mee gestopt. ‘Koopt Nederlandsche waar’ in een moderne versie.
Hoe lokaal kan het worden?
Een tijd geleden viel het ons op dat er op het menu van één van onze favoriete restaurants bij de gerechten een vrij gedetailleerde aanduiding stond waar de ingrediënten vandaan kwamen. Waar er vroeger nog alleen werd gesproken over Texels lam en Baambrugse biggen (want daar kwamen die dieren nu eenmaal vandaan), werd er nu trots melding gemaakt van de rosevalaardappeltjes uit Middenbeemster en een hamburger gemaakt van vlees uit het MRIJ-gebied (Maas Rijn IJssel).
Sterrenrestaurants gaven het goede (?) voorbeeld, en de specificaties daar waren nog nauwkeuriger dan in de ‘gewone’ eetgelegenheden: veldsla uit de noordoosthoek van Hoekse Waard, zeekraal van de Friese Wadden of thee van witte munt uit Ridderkerk. En bijna Zuid-Zeeuwse mosselen geraapt bij volle maan.
Toprestaurant Bolenius (gekozen tot ‘Nederlands beste groenterestaurant’) heeft een eigen groentetuin aan de Zuidas, tussen al het kantoorgeweld. De kaart vermeld wel dat ze ook vreemdgaan: tomaten komen helemaal uit Osdorp! De kazen worden aangeprezen als ‘Nederlandse kazen van de Lindenhoff’, want de landkwalificatie is niet voldoende.
Ook Michelin restaurant Vermeer heeft een eigen moestuin, boven op het dak in het centrum van Amsterdam. En ook nog eens een ‘verticale kruidentuin’ in de hal van het restaurant. Zo laten ze het ook zien: dichterbij en verser kan het niet.
Trends 2015
VT Wonen adviseerde begin dit jaar : ‘Ga in 2015 meer op zoek naar lokale ambachtslieden die gezonde, verse en kwaliteitsgerichte producten maken.’ Wat uit eigen regio komt is niet alleen beter voor de lokale economie en minder belastend voor het milieu, maar ook verser en dus gezonder. Daarnaast zorgt het ervoor dat we minder afhankelijk zijn van oogstvelden op andere continenten.
De trend naar lokaal voedsel is niet meer voorbehouden aan hipsters of vegas, maar gaat ‘mainstream’. De prijs van de producten wordt minder belangrijk dan de herkomst. De crisis lijkt voorbij…
Welzijn
De brasserie van het Conservatorium hotel in Amsterdam begint de kaart zelfs met een boodschap van AKASHA Holistic Wellbeing Centre, ‘het serene, zuivere en ontspannen hart van het Conservatorium hotel. De gerechten aangegeven met het AKASHA logo vertegenwoordigen deze zelfde componenten van welzijn. Verwen je lichaam met de zuiverheid van onze ingrediënten en geniet van een bewuste maaltijd.’
Elders gaat het ook om de gezondheid – maar dan die van de dieren: gerechten krijgen kwalificaties mee als “Beterleven’. Dit zou het keurmerk van de Dierenbescherming kunnen zijn, ware het niet dat dat Beter Leven is. Als je dan toch gaat gooien met eco-termen, gebruik dan wel de goede.
Milieu
Afgezien van de kwaliteit van de nabije producenten telt ook de ‘carbon footprint’ mee: transportlijnen zijn veel korter. Het is natuurlijk veel milieuvriendelijker om frambozen uit de Nederlandse kassen te kopen, dan die uit Spanje, laat staan Venezuela. Hoe zulke transporten de producten niet onbetaalbaar maken is me altijd een raadsel gebleven: zeetransport is relatief goedkoop, maar dat overleven frambozen denk ik niet. Tegengesteld is dat overigens bij bloemen: meer dan de helft van onze bloemen komt tegenwoordig uit Afrika. Van rozen die verkrijgbaar zijn in de supermarkten komt zelfs 80-85 procent uit Afrika, Midden- en Zuid-Amerika. Die kunnen echter goed als zeevracht mee.
Het (over de) toppunt van ecovriendelijkheid wordt verbeeld in dit filmpje, waar de gasten zich zorgen maken over de verzorging van de kip op het menu, die bij naam wordt genoemd, en met foto’s van zijn goede leven wordt gepresenteerd… maak kennis met uw kipfilet.
Over de grens
Al decennialang schenken Franse restaurants wijn van de wijngaard achter het gebouw. Eventueel van de overkant van de straat, maar het wordt al twijfelachtig als het van de andere kant de heuvel komt. Buitenlandse wijnen zijn vrijwel taboe. Dit heeft echter zijn wortels in über-chauvinisme, en heeft niets te maken met kwaliteit of zorgen om het milieu.
Ook Engeland mengt zich in de ‘Koopt eigen waar’-strijd. Kreeften worden aangeprezen als ‘native’, het vlees voor de barbecue komt van de beste boerderijen uit het Engelse Westland, en lokale leveranciers worden gebruikt ‘waar mogelijk’.
Supermarkten willen ook graag worden gezien als een steun voor de lokale gemeenschap en geven aan dat ze ook gebruik maken van de middenstand om de hoek, maar toch steeds weer met die kwalificatie ‘indien mogelijk’. Een aantal van deze bedrijven wordt ook met name genoemd.
En dan is er ook nog het benoemen van topleveranciers: al het spek en de worsten komen van de Pondhead boerderij – maar sterker nog, ‘onze eigen kippen in de boventuin’ (dus niet die in de lager gelegen tuin) zorgen voor de omeletten.
En ja, ook in België weten ze het: de producten uit het oostelijk deel van de deelstaat Vlaanderen, daar geniet je het meeste van.
Dranken
De opkomst van de lokale bierbrouwerijen kan niemand ontgaan zijn – alleen in Amsterdam zijn er al tientallen (mét proeflokaal), met obscure namen als Oedipus, Butcher’s Tears en Brouwerij de Bekeerde Suster. De meeste claimen ook al een historie van een eeuw of meer, dus zij voelen zich als herboren binnen deze trend.
Nieuw is wel de golf van alternatieve frisdranken. Suiker was natuurlijk al eerder in de ban gedaan, en zoetstoffen blijven toch nog steeds dubieus. We gaan dus nu over op eerlijk en bijzonder: namen als Bionina en Bionade geven het al aan. Het wordt gebrouwen van water en mout. De moutsuiker wordt echter niet omgezet in alcohol, maar in gluconzuur: niet alleen heel gezond, het smaakt ook nog eens zo zoet dat er geen extra suiker hoeft te worden toegevoegd. De smaken van deze drankjes zijn niet gewoon sinaasappel of cola, maar vlierbessen, gember en lychee, of het poëtische ‘Uncle Pomegranate and the Cranberries’ – want ook daarin kun je je als klein merk onderscheiden.
Multinationals in het nauw
Deze week meldde het Financieel Dagblad ‘Lokale bedrijven halen multinationals in’. De grote producenten van consumentenartikelen, zoals Unilever, Nestlé en Procter & Gamble, worden ingehaald door lokale, kleinere en beter wendbare concurrenten die dichter op de markt zitten. De vijftig grootste marktspelers zien al enkele jaren hun groei afnemen. Door de hang naar centralisatie en de focus op mondiale merken (Unilever gooide een paar jaar geleden honderden merken bij het afval) zijn zij minder goed in staat om zich aan te passen aan veranderende en lokale omstandigheden, zo stellen onderzoekers van OC&C.
VT Wonen gaf ook aan: ‘Zo kiezen we niet meer voor een Magnum, maar gaan we op zoek naar het lekkerste bonbonnetje van de lokale chocolaterie. Daar pakken we er maar één per dag van en dat is goed, daar hebben we vrede mee. We gaan op zoek naar kwaliteit in de lekkerste vorm en daar betalen we graag wat meer voor.’
Uitdaging voor de supermarkt De consument wil de producten uit eigen streek niet alleen vinden op een markt, maar ook in de supermarkt. Steeds meer supermarkten spelen in op de trend. Zo laat PLUS weten lokale producten hoog in het vaandel te hebben staan. De supermarkt biedt streek- en lokale producten aan, want – zo zeggen ze – ‘lekker hoeft immers niet ver weg te zijn’. Dan is er natuurlijk de relatief nieuwe supermarkt Marqt (ook bekend als Markt-met-een-Q), die ook de voorkeur geeft aan lokale teelt en herkomst. En supermarkt Spar lanceerde een aantal jaren geleden Spar uit de Streek.
Om te kunnen bewijzen dat de producten inderdaad de geclaimde regio vandaan komen, helpen diverse leveranciers de consument een handje. De Commandeursmolen ontwikkelde een systeem ontwikkeld waarmee in één oogopslag alle grondstoffen, producten en de betreffende afnemers traceerbaar zijn. Een deel is ook toegankelijk voor de consument, die bijvoorbeeld speciaal geïnteresseerd kan zijn in graanrassen, herkomst en de aanwezigheid van allergenen. Campina startte een speciale ‘ontdek de herkomst’-campagne, met de zet om alle producten te kunnen traceren en volgen van het platteland tot in de supermarkt. Waar de vis van John West vandaan komt kun je uitvinden via de can tracker. Tonijn en zalm uit de regio is echter wat teveel gevraagd – dan zou het ook niet heel bio meer zijn.
Ook de lokale producenten zelf doen een duit in het marketing zakje. Een groep telers uit de regio Uden en Veghel lanceerde het label ‘Vers van Hier’. Hun aardappels, peren en uien zijn in steeds meer supermarkten te vinden. Dat waren ze natuurlijk al, evenals vers, en van hier, maar nu wordt het ook zo gepresenteerd.
Want wat je dichtbij haalt is lekkerder.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!