Eenheid in diversiteit (?)
Er is al meerdere malen de vraag gesteld of wij in onze gemeenschap onderling nu wel zo tolerant en solidair zijn. Want hoe kun je verwachten dat anderen ons accepteren (“tolereren” is echt niet genoeg) als we zelf nog vraagtekens hebben bij de ‘gelijkheid’ van de andere leden van onze gemeenschap. Wat mij de laatste tijd is opgevallen is verontwaardiging, angst voor uitsluiting, kritiek op elkaar, weerzin tegen de betrokkenheid van buitenstaanders (bedrijven), en de drang om hypercorrect te zijn.
Wie zijn wij?
Om te beginnen: wie zijn wij eigenlijk als gemeenschap? Bij de Gaykrant houden we LHBT+ aan als benaming, maar elke keer roept er weer iemand dat hij/zij/hen zich daardoor uitgesloten voelt, en moet er een letter bij. De overheid hanteert een extra I (maar geen +), anderen voegen een Q toe (maar is dat voor Queer of voor Questioning?), en soms een A. Die laatste leidde ook weer tot discussie, want ik werd op twitter grondig berispt dat ik die A “Allies” liet betekenen, terwijl dit volgens de klager toch écht Aseksueel moest. En soms vinden de T dat ze er eigenlijk niet bijhoren, omdat hun situatie niet direct te maken heeft met seksuele aantrekking.
Met hoeveel zijn we?
Sommige mensen voelen zich extra gediscrimineerd omdat ze een (seksuele) minderheid zijn, en daarom ook niet nog eens binnen de gemeenschap willen worden ondergesneeuwd. Als we kijken om hoeveel mensen het gaat lopen de cijfers uiteen: de 10 procent van Kinsey wordt algemeen verworpen, omdat zijn onderzoek niet zuiver was. Nu wordt uitgegaan van zo’n 3% L, 4% H, 3% B, 0,1%T, 1% Aseksueel. Het hoogste percentage zit dus onder de homoseksuele mannen. Zijn ze daarmee de belangrijkste groep? Nee! Alleen de grootste. Dat betekent niet dat ze een grotere stem hebben binnen de gemeenschap, die is juist gebaseerd op solidariteit en gelijkheid. Dat beslissingen vaak worden genomen uit mannelijk oogpunt komt waarschijnlijk omdat H’s wat meer uitgesproken zijn – en we nog steeds leven in een “paternalistische” maatschappij.
Solidariteit
Mijn stelling is: LHBT+ staat voor de complete gemeenschap. Ooit alleen homoseksueel, toen L & H, waarbij lang geleden de B werd toegevoegd, en uiteindelijk ook de T, omdat die groep zo klein is dat ze op zichzelf niet sterk genoeg zou zijn. Die toevoeging kwam dus uit solidariteit. Om diezelfde reden zijn de L met de H en de B samengevoegd, want hoeveel L hebben nu van nature empathie met H? Ze hebben namelijk niet veel op met mannen – en omgekeerd. Maar omdat de problematiek vergelijkbaar is, is ooit besloten om samen op te trekken. Om mij onbekende redenen praat de overheid dus over LHBTI, en collega Gay News zegt HLBTI (de L&H worden wel vaker omgedraaid, door bijv. bedrijven als IBM).
Maar ook al omvat de LHBT onze hele gemeenschap, toch is er een “+” toegevoegd, omdat er steeds meer subgroepen ontstaan die zich (nog) niet onder de LHBT willen voegen: intersekse bijvoorbeeld, of queer. Dat wil niet zeggen dat ze er niet bijhoren, maar ze willen genoemd worden. Moeten we daarom LHBTIQ heten? Daarmee vergeten we dan echter anderen, want hoe meer niveau’s je gaat aanbrengen, hoe meer mensen zullen roepen dat ze dan óók genoemd willen worden. Valt androgyn onder de I? Maar hermafrodiet dan? Wikipedia zegt: “Hermafroditisme, pseudohermafroditisme en interseksualiteit zijn termen die lang als synoniem voor intersekse werden gebruikt, maar die anno 2018 als niet-accuraat en door sommige betrokkenen als beledigend worden beschouwd”. En we willen tenslotte niemand beledigen.
En waar noemen we non-binair of non-cisgender? En hoe zit het met Aseksueel (om over Demiseksueel nog maar te zwijgen)? Of moeten we dat Aromantisch noemen?
Iemand stelde voor om over te schakelen naar “ABH”, wat bij hem staat voor Alles Behalve Heteroseksueel. Daarmee sluit je dus sommige transseksuelen uit, maar zeker de Allies, die wat mij betreft zeer welkom zijn omdat hun stem nu eenmaal luider klinkt in de maatschappij dan de onze. Een ander wilde alle letters vervangen door “Queer”, omdat dat volgens hem de hele groep samenvatte. Maar ik voel mij niet queer, en dat zal niet alleen voor mij gelden.
Dus die “+” is daarmee de ideale oplossing. Want een queer is óók gewoon L of H (of misschien wel B of T) en de intersekse jongere valt nu of later ook onder de H of de T. Maar in ieder geval onder de +.
Wetenschappelijk onderzoek en commercie
Ik bestudeer Gay Marketing (waarbij ik ook kijk naar gay women), niet LHBT+ marketing. Je kunt je nl. als bedrijf niet met 1 boodschap richten op 4 verschillende groepen, die zich als consument ook heel divers gedragen. De vier(+) groepen binnen onze gemeenschap zijn als consument totaal verschillend. Het uitgavenpatroon van een homo verschilt behoorlijk van dat van een lesbo. De interesses van een bi hebben weinig te maken met de belevingswereld van een transgender.
Als ik kijk naar de reclame- en sponsoractiviteiten van een bedrijf, word ik vaak afgestraft door lezers binnen de gemeenschap die denken dat ik reclame maak voor dat bedrijf – zonder te kijken naar de boodschap die ik breng – en daar waarschijnlijk ook nog eens voor betaald word (voor alle duidelijkheid: nee). Als ik een voorbeeld geef van een mooie reclame waarin heel terloops een homostel langskomt, is een lesbienne ontevreden omdat er niet óók een vrouwenstel in voorkomt. En als ik word geïnterviewd door een marketing website over het thema van mijn promotieonderzoek “Bestaat De Gay Consument eigenlijk wel?” wordt er gelijk heel hard geroepen JA JA JA, omdat men denkt dat je anders niet bestaat en genegeerd wordt (terwijl het antwoord NEE is, omdat De Gay Consument als unieke persoonlijkheid écht niet bestaat). Iemand anders merkte over dit artikel op “Consumeren trans, lesbiennes, bi, queers, interseks niet? Waar zijn ze in dit artikel? Waar wonen deze mensen? Wat eten ze? Hebben deze verschillenden doelgroepen kinderen? Nee – we zijn weer onzichtbaar”. Deze dame gaat dus eerst uit van het feit dat ze discriminatie constateert omdat niet de LHBT+ als groep wordt besproken. Nee dame, niet elk artikel waar het woord “gay” in voorkomt gaat over de hele gemeenschap! En zeker niet als het gaat over consumenten.
Conclusie
Ik zie dat heel veel leden van onze gemeenschap op scherp staan. Ze willen apart worden genoemd, anders horen ze er niet bij. Ze willen altijd genoemd worden, anders bestaan ze niet.
Ik kan niet anders dan concluderen dat er binnen de LHBT+ gemeenschap veel onderling wantrouwen bestaat, dat er een sterke angst bestaat om niet genoemd en vertegenwoordigd te worden, en dat er veel energie verloren gaat aan kritiek op elkaar en verontwaardiging die vaak misplaatst is. Als wij zo rommelig met elkaar omgaan, hoe kunnen we dan verwachten dat de buitenwereld ons serieus neemt?
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!